Pagina 7 van 10 pagina's ‹ First < 5 6 7 8 9 > Last ›
#248 KASPER & DE TEHUIZEN/ HOOFDSTUK 1
(Morgen kunnen jullie zien hoe het afliep en dan lezen jullie ook ALLES over DE VLEK!).


#247 KASPER EN DE TEHUIZEN/ VAN STRIPHELDEN EN STRIPPROBLEMEN
Eerst over de helden.
Elke strip had vroeger een Spiderman nodig, een Batman, een Corto Maltese. Of een anti-held die via de omweg van eigenaardige en daardoor weer sympathieke hebbelijkheden een held werd. Ontbeert deze strip een held? Is het hoofdpersonage geen held soms? Maar kan Kasper de twijfelachtigste personages het hoofd bieden of ze tenminste te eten geven? Wandelt hij alleen met mij en z’n jongste broer onze Kaap Hoorn tegemoet? Daartoe hebben we een daadkrachtiger figuur nodig.
Die held komt eraan. Jullie moeten nog een paar hoofdstukken op hem wachten. Het is een tijdelijke, maar handzame held die goed binnen de kaders past. Niet zo een die door de lucht vliegt, aan gevels plakt en voor wie ik extra centimeters op het papier moet reserveren omdat z’n hoofd te lang is, of z’n schouders te breed zijn. Welnee.
Deze held was destijds een waarlijk knappe held. Tsjesis nou. Alle meisjes waren verliefd op hem. Hij was innemend. In no time zat hij bij m’n ouders aan tafel, ging met ons mee op vakantie, liet z’n kunstzinnige dia’s zien, nam z’n ouders mee naar die van mij.
Of deze held gelukkig zal zijn met zijn representatie op papier, dat weet ik niet. Daar bemoei ik me verder niet mee ook. Ik zal hem discreet een iets andere naam geven en iets ander haar - alleen voor de binnenste binnenstaanders herkenbaar. Tegelijk krijgt hij het karakter dat hem paste: een padvinder, geen avonturier. Een held die alles wilde wat ik niet wilde (huizen kopen, wonen in een nieuwbouwwijk, trouwen etcetera), maar hoe dan ook: een held die wist dat hij een held was.
Het heldendom kwam niet helemaal vanzelf. Het werd hem ook opgedrongen van buitenaf: door mijn voogdes, door m’n oma en tante, misschien zelfs door m’n vrienden van toen. Iedereen die zich geen raad wist met mij en met m’n gekke broer zei opgelucht tegen mij: ‘Maar gelukkig heb je Bok- Sui.’
Stripproblemen
Intussen ploeter ik met mijn handschrift. De verkrampte kapitalen voldoen evenmin als m’n eigen handschrift dat onleesbaar is, alsof ik weer met een negen- kleuren- balpen rechts moet leren schrijven.
Ook merk ik dat er ethische kwesties aan bod moeten komen. Straks weegt die strip anderhalve kilo en is hij nog niet af!
De lastigste ethische kwestie, erfelijkheid, is er een waarop ik geen antwoord heb gevonden. Het is een te hard gekookt, heet ei dat niemand wil aanraken en waarin niemand trek heeft. Want als voorkomen kan worden dat er mensen geboren worden zoals mijn broer, zeg ik dan ook niet tegelijk: mijn broer heeft geen bestaansrecht?
Ik denk in problemen, niet in oplossingen. Die zijn er niet. Het best bruikbare idee wat ik tot nu heb gevonden is in al z’n simpelheid bijna te ongeloofwaardig om mee voor de dag te komen: we moeten leven met de mensen die er nu om ons heen zijn. Het is een zooitje, niemand is perfect. Onder alle bevolkingsgroepen heb je lieve mensen, eikels en gevaarlijke gekken.
Kunnen jullie daar iets mee? Ik kom er op terug. Nu even niet. Het is tijd voor muziek.


#246 KASPER & DE TEHUIZEN, HOOFDSTUK 0 (vervolg)
[ Als kind dacht ik dat die dopjes er zo uit zagen als hier boven:]


#245 PAPIEREN MEDAILLES
Met trots presenteer ik hier de papieren medaille die ik eergisteren rond middernacht van vriendin en collega Anneke (Postkantoortje) Harmsen gekregen heb. Je kan er maar net om verlegen zitten.
De tekenares liet me kiezen uit een serie piepkleine, zelfgetekende medailles. Ik koos direct de grootste, want met een medaille die te klein is om te zien, schiet ik weinig op.
Als anti-kanjer had ik voorafgaand aan de ontvangst van de medaille flink zitten zeuren. Namelijk dat ik in plaats van 1 gratis Rotterdampas voor mantelzorgers een hele trits van zulke passen verdiende. En dan niet van die passen die recht geven op ‘onbeperkt tapas eten’ (wie wil dat nou?), maar op tickets voor drie concerten bij Bird. Minstens.
Want het overkomt me steeds vaker dat ik afgemat raak van het aangegaapt worden als ik (eens in de veertien dagen) met m’n gekke broer boodschappen doe. De kijkers bedoelen het niet slecht. Het is eerder dat ze zo iemand als m’n broer nog nooit gezien hebben. Dan vallen er als vanzelf monden open en blijft men langdurig staren. Of telkens achterom kijken of we er nog zijn en nog net zo raar zijn als daarnet.
‘Goddess of bossy underlings, Normality! What murders are committed in thy name! Totalitarian is thy state, Reality […]’ ( schreef W.H Auden in Letter to Lord Byron.)
Maar goed. Na de terechte medaille-uitreiking, gingen we over op fijne praktische problemen als: belettering van stripverhalen, bladspiegels, voor- en nadelen van ecoline, scannen op hoeveel dpi, volgorde van vertellen, wat laat je weg en hoe auto-bio wil je dat zoiets is. Hoewel dat laatste weer minder praktisch is en lastige, aanpalende gedachten opriep aan hooivorken. (Meer zeg ik niet.)
Op de fiets op de terugweg met het ere-papier veilig op de borst gespeld, bedacht ik hoe goed het is dat er lichtgewicht medailles bestaan. Metaal is zo zwaar hè? Terwijl papier ook in andere situaties precies de juiste geste weer kan geven. Een tekening kan als onnadrukkelijke liefkozing opgestuurd worden. En een papieren medaille ritselt een dag na de uitreiking nog lekker na.


#244 KASPER & DE TEHUIZEN/ HOOFDSTUK NUL
WAT HEEFT’IE NOU?
Hieronder een impressie van het nulde hoofdstuk van een strip in wording. De strip gaat over een verstandelijk gehandicapte man, m’n broer, en ook over de geschiedenis van gekken & tehuizen die zo nauw met onze persoonlijke historie verbonden is.
Voordat we in dit stripverhaal in het afgekoelde hier en nu terechtkomen, moet een lezer zich eerst door een reeks tragische gebeurtenissen uit het verleden worstelen. Ik heb niet elke dag zin om die te tekenen. Daarom eerst even een intermezzo.
De strip loopt hier wat te ver vooruit. Terug naar hoofdstuk nul.
Onderstaand beginplaatje heb ik wel vier keer opnieuw getekend. Ik vind het nog steeds een nare tekening, maar hij is essentieel.
WAT HEEFT’IE NOU?
(Volgende keer verder met hoofdstuk nul.)

