#KASPER & DE TEHUIZEN

Onderzoek (3)
Het varken

Ja, die held, die komt eraan hoor. Maar er kwam iets tussendoor, een app-gesprek. Blauwalgig van het licht appte ik nieuwsgierig terug. Om erachter te komen wat m’n broer precies heeft, doe ik al enige tijd onderzoek naar mijn familie. Daarbij probeer ik ook feiten boven tafel te halen over het leven van mijn moeder. Wat was de reden dat m’n broers en ik haar familie niet kenden?

De conversatie ging over bidden. Er is voor m’n broers en mij veel gebeden, met name uit een gebied rond Meppel. Daar heb ik nooit iets van gemerkt, appte ik – niet om boos te doen, maar ik heb er gewoon niets van meegekregen. Dat het daarginds hoop schiep dat deze activiteit positieve gevolgen zou hebben, daar kan ik weinig aan doen.

Tegelijk bedacht ik dat het wellicht slechter met ons zou zijn gegaan als ze niet gebeden hadden. Op dit terrein hou ik weinig voor onmogelijk. Magisch denken, of misschien kan ik beter zeggen: voor de toekomst uit lopen, is mij niet vreemd. Dat weet ik uit de tijd dat ik zwanger was.

Waar vriendinnen zich te buiten gingen aan babyspullen kopen, in afwachting van een blijde geboorte, had ik voor de zekerheid niets gekocht. Geen maxi-cosy, geen buggy, geen wandelwagen, geen kleertjes, geen piepkleine sokjes. Want: stel dat het misgaat. Dan zou ik ook nog eens voor de verdrietige taak staan om al die lieve dingen terug te brengen naar de winkels, toch? Ik had wel een wieg van iemand geleend, maar die kon à la minuut retour.  En mocht ik zelf sneven, dan had ik voor m’n broer Kasper het nodige geregeld.
Een feest mag pas beginnen als het feest is. Niet eerder.

Aan de overkant van het gesprek begon het nu snel eb te worden, hoewel er kort daarvoor een misverstand uit de weg was geruimd. Hoe kan het, had ik gevraagd, dat mijn moeder twéé jongste zussen had?  Het leek er een beetje op dat er evenveel jongste zussen rondliepen als er diepste punten van Nederland zijn, of boekenkisten van Hugo de Groot.  Maar nee. Zij was een jongste zus uit het tweede huwelijk van mijn onbekende oma. Aha.

‘Een hele lieve vrouw, je oma,’ werd er geappt. ‘Een schat.’ 

Ik weet dat wat ik nu ga schrijven, voor het gros raar klinkt. Ik meen namelijk dat het bij herhaling benadrukken van iemands positieve kwaliteiten, duidt op het verzwijgen van enge kwaliteiten.

Ik vroeg waarom mijn moeder en haar broers hun eigen moeder nooit meer hadden willen zien, nadat ze als kinderen uit huis geplaatst waren. Alweer een misverstand. Mijn moeder had nog in 1946 een kerstboom naar haar moeder gebracht. Deze was gezamenlijk opgetuigd.

Maar waarom wilde ze dan ná dat feestelijke optuigen haar moeder nooit meer zien? Ik somde vervolgens m’n bevindingen op van het onderzoek naar mijn familie van moederskant, tot nu toe.
‘Degene die dat zegt is een varken,’ werd er geappt. ‘Wie dat verteld heeft, is de grootste schoft die ooit op deze aarde heeft rond gelopen en als er een God bestaat, moet die dat varken nog bestraffen.’  Streng appte ik dat het nodige in de archieven van de weeskamers te Zwolle is terug te vinden. (Omdat ik deze gegevens dubbel wil checken, voor zover mogelijk, zal ik ze nu nog niet vermelden.)

Bovendien kan iemand (een vrouw net zo goed als een man) lief zijn tegen de een, maar onverschillig, grof of zelfs gewelddadig tegen de ander. Dat laatste appte ik niet, want dat veronderstel ik als algemeen bekend materiaal. Ook sluit ik niet uit dat zeker gedrag kan voortkomen uit een psychische aandoening, of uit griezelige, eerdere omstandigheden. Het hoeft niet per se om een haveloos karakter ‘an sich’ te gaan. En dat armoede de tragedie in gang zette, is me wel duidelijk.

Je oma heeft veel voor jou en je broers gebeden,’ was het antwoord. Het woord ‘bitter’ werd geappt. Zij, daarginds, was blij dat zij het leven omarmde en niet bitter was zoals ik.


| mv | Wed, 07 Nov 2018 |