#266 KASPER & de TEHUIZEN (vervolg hoofdstuk 3)

TOELATINGSEXAMEN VOOR EEN TEHUIS

Dat de analfabeet Kasper een grote woordenschat had, viel ook de orthopedagoge op die hem midden jaren zeventig moest testen voor toelating tot een gezinsvervangend tehuis. Zijn taal behelst nog steeds een wereld van warrige weetjes over heden en verleden.

image


image
(Een achttiende-eeuwse pruik)

image


imageimage

image

imageimage


Dat blauwe gedoe van de lucht, daar trek ik me in dit stripverhaal niets van aan. Achtergronden kunnen geel zijn, wolken roodgekleurd. Zeeën baden in een oceaan van Marszwart. Met opzet! Meestal dan. Soms knoei ik een bruikbare vlek. Die laat ik dan zo.
Ook Kasper heeft maling aan hoe de wereld rondom er in kleur uitziet. Ziet hij het niet, of weet hij het niet? Dat is de vraag.


image
image
image


Was zijn woordenschat op zich voldoende om door de ballotage van het gezinsvervangende tehuis (GVT) te komen? Of moest ik verder zoeken naar een andere plek voor hem om te wonen? Hij was pas zestien jaar, eigenlijk te jong om een plaats te krijgen in een GVT.
Bij de gedachte om als achttienjarige tehuizen te moeten bellen en te vragen naar plaatsingsmogelijkheden voor m’n broer, kreeg ik het koud en warm tegelijk. Dan zou ik moeten vertellen dat we wezen waren, dat zijn voogd en andere volwassen familieleden het lieten afweten. Holysmoke. Alsof ik met blote voeten op een koude, natte dweil stond.

Maar er kwam hulp van buitenaf. Een man met geitenwollensokken aan. Die sokken die nu zo verguisd worden, raakten toen in de mode.
Het kon mij niet geitenwollensokkig genoeg zijn, compleet met tuinbroeken, Zweedse klompen, zware shag en aanpalend taalgebruik: ‘Een stuk structuur aanbieden’, ‘een stukje zelfredzaamheid.’   

image

(Volgende keer: een dans. Daarna, de man die ‘de raspoetin van de zwakzinnigen’ genoemd werd: Carel Muller.) 


| mv | Mon, 06 May 2019 |