#278 KASPER, VERVOLG.

De raspoetin van de zwakzinnigen
Korte geschiedenis van tehuizen in de 20ste eeuw (1)*

Na Het Anker kwam Kasper in 1976 terecht in Het Toppunt, een van de eerste Gezinsvervangende Tehuizen (gvt’s) voor verstandelijk beperkten in Nederland. De leiding van deze gvt’s maakte zich sterk voor een menswaardige bejegening van ‘geestelijk gehandicapten’, zoals ze toen heetten. Dat betekende niet dat Kasper en ik stonden te juichen, een tehuis is immers altijd een zwaktebod. Maar ik merkte wel degelijk de gunstige verandering op.

Om te begrijpen hoe revolutionair die menswaardige bejegening was, moet je allereerst weten dat tot ver in de twintigste eeuw de zorg voor verstandelijk beperkten binnen de psychiatrie viel. Nog in 1972 woonden er 5.200 verstandelijk beperkten in psychiatrische inrichtingen, tegenover 18.000 in (toen zo genoemde) zwakzinnigen inrichtingen. Pas met de ontdekking van erfelijke en biochemische oorzaken van ‘zwakzinnigheid’ kwam hier geleidelijk verandering in. Tegelijk maakten deze ontdekkingen dat de zorg tot in de jaren zestig medisch was. Zodoende werkten er vooral artsen en verpleegkundigen in de tehuizen voor verstandelijk beperkten.

In het spoor van een brede maatschappelijke beweging voor democratisering van organisaties eisten vervolgens ook ouderverenigingen voor geestelijk gehandicapten en jonge medewerkers inspraak in de zorg. Belangrijk daarbij was de invoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (1968) die de tehuizen meer financiële armslag gaf. Daardoor konden tehuizen deskundigen aantrekken en maakten medici plaats voor gedragswetenschappers.** Die laatsten streefden naar verkleining van de leefgroepen en naar een huiselijker leefomgeving, een stille revolutie die vaart kreeg door het optreden van een man die een radicaal andere zorg voor verstandelijk beperkten uitvoerde. Tot hij door de politie gearresteerd werd.

Psycholoog Carel Muller (1937-2020) stond begin jaren zeventig aan het hoofd van psychiatrisch zorgcentrum Dennendal in Den Dolder, waarin ook verstandelijk beperkten woonden. De bebaarde idealist zag een utopische samenleving voor zich waarin zijn medewerkers en de bewoners van Dennendal ‘gewoon samen mens [konden] zijn’. Die gedachte viel samen met de destijds hippe antipsychiatrie***, en met een merkwaardige verheerlijking van verstandelijk beperkten als altijd blije, simpele mensen, ‘die een positief tegenbeeld vormden voor de burgerlijke prestatiemaatschappij waarin mensen van zichzelf vervreemd raakten.’****

Bij Mullers pogingen om de bewoners van Dennendal niet langer af te zonderen, maar in de samenleving te laten opgaan, - het zogenoemde verdunningsexperiment-  werden ook vrijwilligers binnengehaald. Sommigen van hen hoorden tot de Kabouters, een linkse, antiautoritaire protestbeweging en lokale politieke partij. Met de Kabouters en met het personeel werkten de bewoners van Dennendal enige tijd in een biologisch-dynamische moestuin op het terrein.

Het binnenhalen van de Kabouters trok echter de aandacht van journalisten van de Telegraaf die in hun artikelen hun afkeer uitspraken over de samenwerking met ‘langharig werkschuw tuig’.  Hierdoor werden Dennendal en zijn bewoners landelijk nieuws.

Carel Muller, warm pleitbezorger van een antiautoritaire maatschappij, stond daarbij in het brandpunt van de aandacht. Toen duidelijk werd dat hij z’n ideologie niet op zichzelf toepaste, kreeg hij ook vanwege z’n flinke baard de bijnaam ‘de raspoetin van de zwakzinnigen’. Zijn alleenheersersmentaliteit bracht uiteindelijk zowel hemzelf als Dennedal ten val: de paviljoens van Dennendal werden in 1974 ontruimd door de politie.

Deze affaire had ook een gunstige keerzijde. Terwijl ouderverenigingen, jonge medewerkers in tehuizen en politici streefden naar betere leefomstandigheden voor verstandelijk beperkten, gaf de landelijke ophef rond ‘Dennendal’ de stillere actievoerders veel wind in de zeilen. Voor verstandelijk beperkten had dit onder meer tot gevolg dat ze midden jaren zeventig patiënt-af waren.
Daarbij moet je je realiseren dat de bejegening van beperkten van tehuis tot tehuis sterk kon verschillen.

Zelf maakte ik als piepjonge vakantiekracht nog mee dat in een tehuis voor jonge verstandelijke beperkten de kinderen voor het slapen vastgebonden werden aan hun bedden. Ook in Het Anker werden stoffen banden gebruikt om nachtelijk dwalen te voorkomen.

Maar in de nieuwe gvt’s die in de jaren zeventig midden in woonwijken gebouwd werden, (dus niet afgezonderd in bos en duin, zoals gebruikelijk), ging het er heel anders aan toe. Voor het eerst sinds het begin van de twintigste eeuw, werden verstandelijk beperkten in Nederland mensen.
Hoe zag dat eruit?

* De oorlogsperiode ’40-’45 heb ik hier buiten beschouwing gelaten. Het is veelzeggend dat het systematisch onderzoek naar psychiatrische inrichtingen en tehuizen (waarin ook verstandelijk beperkten woonden) tijdens de Tweede Wereldoorlog, in Nederland pas in 2017 gestart is. Zie: de ‘contouren van een onderzoeksprogramma’, Universiteit van Utrecht, begeleid door het NIOD, gesubsidieerd door de Stichting Vergeten Slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.
** H. Beltman, Buigen of barsten (proefschrift) (2001).
**** Lees onder meer: Jan Foudraine, Wie is van hout, 1971.
**** Zie Beltman.
***** Andere Tijden:  https://www.anderetijden.nl/programma/1/Andere-Tijden/aflevering/526/Dennendal


| mv | Thu, 16 Jul 2020 |