# 236 WINST EN VERLIES

Spullen zijn zooi in wording. Dat begreep ik al op m’n achttiende. Ons piece de résistance op de rommelmarkt in de buurt bestond dit jaar echter niet uit zooi, maar uit een bataljon zelfgemaakte marionetten van Ien. Die poppen worden door haar twee keer per jaar op lokale rommelmarkten gelucht en zijn niet voor de verkoop. ‘Die staan er,’ zegt Ien, ‘als voorbeeld voor mensen die een bestelling willen plaatsen.’

Aan mijn kant van de kraam lagen kledingstukken van mijzelf: artikelen die inmiddels twee keer mode geweest zijn en die ik zo vaak gedragen heb dat de fut eruit is. Voor de rest lag op de houten planken vooral zooi van Ien: spullen die ik herkende van voorgaande jaren. Een nieuw item - nou ja, nieuw - in haar afdeling was een toiletkoffer met lamp, afkomstig van haar overleden schoonmoeder.  Het was zo’n ding dat eigenlijk eerst gedesinfecteerd moet worden voor je het aanbiedt.
 
Intussen wist Ien klanten te strikken voor jurken die haar moeder nog gedragen had in de tijd dat ze hoop had op een plaatsje in een bejaardentehuis voor Indische mensen. En dat is een behoorlijke tijd terug, kan ik vertellen. Ook hielp Ien mij aan klanten.
‘Is van een goed merk,’ hoorde ik haar ijskoud beweren over een van m’n truien. 
Haar koopmanstalent leverde me een tussentijdse winst op van 3 euro. Daarmee kwam in mij de malle pietje boven en ik kocht iets wat ik beter had laten liggen.

De broche leek bij nader inzien op een vroegere broche van mijn vroegere voogdes. Daardoor moest ik als vaker terugdenken aan het krappe halfjaar dat ik in m’n eentje tussen verhuisdozen geleefd heb in m’n ouderlijk huis. Het was in zo’n buurt met rijtjeshuizen die er van Heerlen tot Heerenveen hetzelfde uitzien en waar alleen degenen het uithouden die een sterker karakter bezitten dan ik.

Van de ene op de andere dag was ik als achttienjarige, met m’n twee broertjes, eigenaar van een berg zooi. M’n broertjes woonden inmiddels op last van de Kinderbescherming (zo heette Jeugdzorg destijds) ergens anders. Ik zat daar met die spullen.
Niemand wil alle spullen van z’n ouders bezitten. Ik niet tenminste. Spullen zijn het best te verteren als ze verpakt zijn in grote, rustgevende, stapels dozen van bruin karton. Je ruikt ze niet, je ziet ze niet, je hoeft er niets mee te doen, want ze zitten veilig in dozen.

Ga je ze uitpakken dan komt met de tastbare zooi ook de rest terug. De zooi die niet naar het Milieupark kan en die zelfs door Ien niet verkocht kan worden.
Daar komt, denk ik, niemand helemaal vanaf.


| mv | Fri, 13 Jul 2018 |