Pagina 5 van 10 pagina's ‹ First  < 3 4 5 6 7 >  Last ›

#262 Joseph Beuys wil een boterham

image

In de film Werke ohne autor van Florian Henckel von Donnersmarck komen scènes voor met de beroemde Duitse kunstenaar Joseph Beuys (1921-1986). Hij wordt met verve geacteerd, daar niet van. De mythe die Beuys verzonnen had rond z’n werk en z’n persoon wordt in de film echter niet als verzinsel naar voren gebracht.

‘Beuys’ gunt het hoofdpersonage van de film een kijkje onder de hoed die hij altijd droeg. Zo zien ook wij wat eronder verborgen gaat: een afzichtelijk verminkt schedeldak. Dat zou hij opgelopen hebben tijdens een vliegtuigongeluk op de Krim, waar hij vervolgens gered zou zijn door Krimtataren die hem met vilt en vet van z’n brandwonden genazen. Mooi verhaal, dat spreekt. Wel verzonnen. Kunstenaars hebben een mythe nodig om hun werk aan de man te brengen.

Hierdoor moest ik denken aan een ander Beuys-verhaal. Geen mythe dit keer, maar waar gebeurd; een typisch Hollandse geschiedenis die zich afspeelt in de jaren tachtig op de kunstacademie in Rotterdam.
Daar hield Joseph Beuys een lezing over vilt en vethoeken en hoe deze tot de kern van z’n kunstenaarschap behoorden. Vervolgens wilde hij iets eten. Maar het personeel van de academie had er niet op gerekend dat Beuys trek zou kunnen krijgen. Een lunch stond niet op de begroting, kennelijk. Misschien ook vond men het overbodig zo’n goedverdienende kunstenaar een kop koffie en een broodje uit de kantine aan te bieden. Intussen rammelde de maag van Beuys.

Een academiedocent kwam op het idee een student aan te spreken die een volle boterhamtrommel bij zich had.
  ‘Mag Joseph Beuys van jou een boterham?’
‘Nee,’ antwoordde de student, ‘ik heb zelf nog niets gegeten.’

Zo is het gegaan en verder zeg ik niets. 

Tsja.


| mv | Mon, 04 Mar 2019 |



#260 KASPER & DE TEHUIZEN (VERVOLG HOOFDSTUK 3)

NACHTMERRIES

image
(Kasper zestien jaar.)

Intussen in Het Anker

image image
                                                                                                                       

image


image
’ Je broer heeft een stukje speltherapie nodig.’  ’ De slaapwacht hoorde hem helemaal tot in de bijkeuken bij de aardappelschiller.’

image
’ Hij krijgt nu elke avond een tabletje voor het slapen gaan.’

image
’ Dan spreken we dus af dat hij regelmatig door jou gehaald wordt. Rust. Orde. Regelmaat.’

(volgende keer: in en om het rijtjeshuis.)


| mv | Fri, 14 Dec 2018 |



#259 KASPER & DE TEHUIZEN (vervolg hoofdstuk 3)

Hoe het gebeurde en gedachten over het cijfer nul

image
Dit was geen buurmeisje dat m’n oude poppenhuis kwam ophalen.

image
‘Ze zijn er nog niet.’

image
‘We willen alleen je vriend spreken. De buurman zei dat hij hier logeert.’

Daarna moest Suï meerdere keren aan m’n jongste broer en mij vertellen wat er gebeurd was. Hij vertelde zo verward dat we eerst dachten dat onze moeder nog leefde en dat alleen onze vader in de auto verongelukt was.

image

image
In de jaren zeventig was iemand pas met eenentwintig jaar voor de wet volwassen. Daarom mocht m’n jongste broer (14) van de Kinderbescherming niet thuis blijven wonen; hij vertrok naar familie in het noorden van het land. Ik was net achttien geworden en bleef alleen achter in ons ouderlijk huis. Ik moest eindexamen middelbare school doen.

We kregen alle drie een voogd en een toeziend voogd. Aan Kasper werd door de Kinderbescherming niet gevraagd wie hij als voogd wilde; hij kreeg er domweg een toegewezen. In elk geval kwam hij met een groepsleider van Het Anker naar de crematie. Daarna ging hij met dezelfde groepsleider terug naar Het Anker.

image

In de decennia die volgden, zou (tot op heden) niemand van onze familie, inclusief voogd en voogdes Kasper in een tehuis bezoeken, hem een keer ophalen of hem een verjaardagskaart sturen. Hoewel. Er is één keer een collega van mijn vader bij Kasper langs geweest. Maar deze man werd niet door m’n broer herkend.

Ik heb lang de tijd gehad na te denken over die nul bezoeken. Kan ik daarom van mijzelf een filosofisch onderbouwd antwoord op het cijfer ‘nul’ verwachten? Kun je de nul eigenlijk wel een ‘cijfer’ noemen? Of is dit cijfer meer een teken dan een getal?
Een vroegere wiskundeleraar, die verzot was op het cijfer ‘nul’, heb ik eens horen zeggen: ‘Daar komen nul indianen aan.’ Ook over die zin heb ik nagedacht.

‘Er komen géén indianen aan,’ zou logischer zijn geweest als antwoord op de vraag: ‘Hoeveel indianen komen eraan?’ Maar hij zei ‘nul’ omdat hij dol was op de ontelbare mogelijkheden die dat getal biedt. Zet er een ‘1’ voor en er staat plotseling ‘10’, zet daar nog een nul achter en je hebt ‘100’. In de wiskunde kun je veel uitrichten met een nul en een één.

Deze strip is echter geen antwoord op genoemde nul. Wat kun je zeggen tegen een nul? (Behalve, je rijmt op ‘lul’, of ‘flauwekul’.) Nul betekent niets in Kaspers leven.
Maar ik weet niet of herinneringen zijn hart besturen, zoals dat bij mij het geval is. Afwezigheid kan minstens zoveel invloed hebben op een humeur als aanwezigheid. Familie zegt hem niks, omdat hij nooit meer iemand van hen gezien heeft. Ook vroegere goede vrienden van mijn ouders zag hij nooit meer.

Een enkeling voelde zich hierover duizend jaar na dato schuldig en stuurde mij een ansichtkaart met de tekst: ‘Wat jammer dat we destijds niet meer voor jou konden betekenen.’
Wat kan ik daarop zeggen?
Het is gebleken dat we zonder kunnen.

(Volgende keer: hoe Suï op zijn post bleef, nachtmerries van Kasper, angsten in en om een rijtjeshuis.)

 


| mv | Wed, 05 Dec 2018 |



#258 KASPER & DE TEHUIZEN HOOFDSTUK 3

HOE HET GEBEURDE

image

Vanaf hier verlaten we voor de duur van een half hoofdstuk de zogenaamde werkelijkheid. We worden opgescheept met het humeur van drie narrige tussenpersonen: engelen. Tevens zal er een traditionele Griekse rei (van ratten) optreden, zoals dat hoort in een tragedie.

Die tussenpersonen bestaan overigens niet. In het echt geloof ik niet in engelen en de enige tussenpersonen die ik erken, hebben gedaanten tussen man en vrouw in.

In dit stripverhaal berust elke overeenkomst tussen de engelen en werkelijk bestaand hebbende personen en/of nog bestaande personen op een misverstand. Ik heb de engelen even getekend om door dit hoofdstuk te raken. Al te veel werkelijkheid is schadelijk voor mens en dier.

De tussenpersonen zijn machteloos als mensen. Op één kunstje na.
Ze kunnen de tijd ongeveer twintig minuten tegenhouden. (Dat is precies zo lang als de eeuwigheid duurt.)

Wie dit bedenkelijk vindt en meent dat ik grappen maak ten koste van de eeuwigheid, die moet zich maar eens voorstellen hoe heerlijk het is om nog twintig minuten van niets te weten.
In die tijd kun je slapen, eten, vrijen, lezen – wat je maar wilt. Toch?

image

image


image

image

image

image

image

image

image

image


| mv | Fri, 23 Nov 2018 |



#257 KASPER & DE TEHUIZEN/ HOOFDSTUK 2 (vervolg)

DE HELD EN EEN KLEINE GESCHIEDENISLES

image

Enfin. De held.
Terwijl bij ons thuis de kamer van Kasper vol en leeg bleef tegelijk, ontmoette ik Bok-Suï-Tan. Is het van belang in te gaan op zijn afkomst? Doet dat ertoe? Is het niet vermoeiend steeds weer afkomst erbij te halen? Hoeveel jaar na dato is het wel niet, huh?

Sommigen dachten dat Suï een indiaan was, of een Japanner. Dat was hij geen van beide. Suï was een Chinees-Indische man. Zijn vader was een peranakan, een Chinees geboren in Nederlands-Indië uit Chinese ouders. Z’n moeder was een Europese uit Duitsland. Ook over haar zijn boeiende dingen te vermelden. Zoals het feit dat ze met haar familie al vòòr WOII Duitsland ontvlucht was, waar het werk in hun juwelierswinkel gaandeweg onmogelijk was geworden. Maar dat verhaal moet Suï maar eens zelf vertellen aan wie het horen wil; deze strip puilt toch al te ver uit naar het verleden.

Zelf was hij ruim na de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië geboren. In ’53. Ik weet niet eens meer of dat in Nederland was, of in Indonesië waar hij als kleuter gewoond heeft in een buitenwijk van een stad op Java. Van het leven daar herinnerde hij zich weinig.

Des te meer wist hij later nog van het kolossale passagiersschip waarop hij met z’n moeder en twee van zijn broers naar Nederland was gekomen. Zijn vader was hen als verstekeling achterna gereisd op een ander schip. Dat weet ik, omdat z’n vader me een keer een krantenknipseltje had laten zien. Uit z’n portemonnee trok hij toen een voddig knipsel, afkomstig uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Daarin stond dat het ongehoord was dat de heer T. tot Nederland was toegelaten omdat zijn vrouw en kinderen hier al waren, terwijl twee andere verstekelingen terug ‘naar huis’ waren gestuurd.
(De aanhalingstekens zijn van mij. Want wat noem je ‘thuis’ in deze context?)

image

Ik was zeker niet Suï’s eerste vriendin. Maar wel de eerste van wie hij de voordeursleutel kreeg en bij wie hij in de weekenden bleef logeren. Ik begon al op m’n zeventiende De Pil te slikken. Dat mocht. Wij waren een hip gezin.

image

We reden langs alle adressen waar we als kinderen (in Nederland) gewoond hadden. Zijn eerste adres was een contractpension in het oosten van het land. Heimwee naar de vroegere koloniale omstandigheden, ‘tempo doeloe’ zei hem trouwens helemaal niks. Zijn familie was ultramodern, bijna Amerikaans in mijn ogen. Grote koelkast, meerdere auto’s, sportief en maatschappelijk succesvol.

image
“M’n moeder vond het er vreselijk vanwege de kleine kamer. Maar m’n broers en ik vonden het geweldig. Er was een golfslagbad in het bos!

image
“En ik kreeg in Nederland van Sinterklaas een speelgoed benzinepompje van metaal.”
“Tjonge jonge.”
(We deelden toen nog een gevoel voor een merkwaardig soort humor.)
“Ha, ha, ha! Een metalen benzinepompje!”

image

Suï fotografeerde alles wat los en vast zat. De laatste foto’s die er bestaan van ons voltallige gezin, zijn afkomstig van zijn camera.

Misschien vraagt iemand zich nu af: hoezo held? Is iemand die houdt van dansen, fotograferen en motorrijden een held? Is dat een stomme mop soms? Maar welk woord moet ik dan gebruiken? “De aanwezige?”
Om een held te worden heb je eerst een extreme situatie nodig. Een plotselinge gebeurtenis waarmee niemand zich raad weet en die ver strekkende gevolgen heeft voor de levens van alle betrokkenen. Er moet een vacature zijn die niet eenvoudig opgevuld wordt door voor de hand liggende personen.

De meeste mensen, weet ik nu, zijn geen helden. De meeste mensen zijn onverschillig. Of bang. Het probleem is niet, om de schrijver Joseph Roth aan te halen, dat ze geen hart hebben. Het probleem is dat hun harten te klein zijn.

(Volgende keer: Wat er gebeurde en daarna).


| mv | Fri, 16 Nov 2018 |



Pagina 5 van 10 pagina's ‹ First  < 3 4 5 6 7 >  Last ›